Honderdvierenveertigduizend  verzegelden uit Openbaringen 

Honderdvierenveertigduizend. In het boek Openbaring wordt tot tweemaal toe gesproken over een schare van 144.000 verzegelden uit de twaalf stammen van het volk Israël, namelijk in Openb. 7:1-8 en 14:1-5. De verzegeling heeft plaats ten tijde van de grote verdrukking, dus gedurende de periode van de Antichrist. Deze periode valt samen met de Dag des Heren waarop aarde en mensheid door oordelen Gods worden getroffen.

Waaruit dit zegel bestaat, wordt niet vermeld, doch Openb. 14:1 geeft sterke aanleiding tot het vermoeden, dat het de naam is van het Lam en Zijn Vader. Het werd door een engel, aan wie de beschikking over het zegel Gods was toevertrouwd, aangebracht aan de voorhoofden van de honderdvierenveertigduizend.

Ten tijde van de profeet Ezechiël heeft iets dergelijks plaatsgevonden. Toen werd een gericht voltrokken over de inwoners van Jeruzalem, onder dezelfde omstandigheden. Zes mannen met vreselijke vernietigingswapens moesten de straf over Jeruzalem voltrekken. Doch ook toen werd een persoon gezonden, die de voorhoofden van de Godsgetrouwen van een teken moest voorzien, dat hen onaantastbaar maakte voor het verderf der wapenen (Ez. 9:1-11).

Dit is ook het oogmerk van de verzegeling der 144.000 uit de Openbaring. Temidden van de dood en verderf brengende oordelen Gods zullen 12.000 uit iedere stam van Israël door de verzegeling worden veilig gesteld, zodat een rest uit iedere stam behouden blijft. Mogelijk zijn het dezelfde als zij, die vluchtende voor de draak, een schuilplaats zullen vinden in de woestijn, die daar voor hen door God is bereid (Openb. 12:6).

Zowel met de identificatie van de verzegelden als met hun aantal is verschrikkelijk gesold. De Adventisten en de Jehova’s Getuigen beweren, dat zij die 144.000 zijn. Anderen zeggen, dat deze schare het totaal der gelovigen betreft. Het kost geen moeite om het getal 144.000 symbolisch op te vatten. Maar de bijbel zegt, dat het gaat om 144.000 verzegelden uit Israël. 12.000 uit iedere stam, die zelfs met name worden genoemd. We hebben dus recht noch reden om daarvan iets anders te knutselen. Al wordt in de bijbel gebruik gemaakt van allegorische voorstellingen en getallensymbolieken, dan geeft dit geen enkel recht om naar believen te vergeestelijken en te verdraaien, waar dit maar in de kraam te pas komt. Ook te midden van de vele zinnebeelden in het boek Openbaring moet, waar enigszins mogelijk, de letterlijke betekenis worden aangehouden. Ten opzichte van de schare van 144.000 geeft dit in het geheel geen moeilijkheden.